wat gebeurt er in mijn klas?

Wie lesgeeft concentreert zich op een rekensom, op een taalles, op de tweede Wereldoorlog, op stijlen in de poëzie. Ook al zijn docenten zich ervan bewust dat zich in een klas talloze gebeurtenissen voordoen die met hun handelen weinig van doen hebben, toch hebben ze daar niet echt kijk op.

Ze zijn met iets anders bezig en zien niet dat een briefje van voor naar achterin de klas wordt getransporteerd, leerlingen met elkaar aan het appen zijn, of dat een tweetal achterin zit te flirten. En als ze het wel zien, dan beschouwen ze zulke gebeurtenissen als een onwelkome afleiding, die ze het liefst willen beëindigen. Die houding is begrijpelijk en zelfs onvermijdelijk tijdens het lesgeven, in de stroom van die aaneenschakeling van kleine en grotere gebeurtenissen.

interactie-onderzoek in de klas

In dit experiment/project is het de bedoeling dat docenten hun houding een slag kantelen. Nu gaat het er niet om of kinderen opdracht 24 wel op tijd af hebben gekregen, maar het gaat om het registreren van wat zich in een klas allemaal afspeelt, tussen leerlingen onderling en tussen leerlingen en docenten. Wat zich afspeelt is niet onder één noemer te brengen, het is te veel om op te sommen, maar uit die veelheid is veel op te maken over het sociale leven in de klas. Door het registreren van systematische observaties van interacties en dialogen, en door het analyseren van dat materiaal krijg je een onverwacht beeld van de patronen die zich daarin voordoen. Om te kunnen observeren heb je een open vraag nodig, die zich laat beantwoorden met dit type onderzoek.

Denk bijvoorbeeld aan: hoe komt een geslaagde les tot stand, of hoe mislukt een les. Wat zijn daarvoor de condities en zijn die te beïnvloeden? Of bijvoorbeeld: hoe komt het dat een bepaalde les bij de ene klas wel en bij de andere niet goed uitpakt? Of: welke dynamiek tussen leerlingen en leerlingen en docenten is er te vinden in een klas die voor docenten niet te hanteren is? Of: wanneer je een gedeelde betrokkenheid als doel van een les ziet, wanneer lukt het een docent om die te bewerkstelligen? Is iedereen daarbij betrokken of zijn er buitenstaanders? Zit daar een systematiek in, zijn steeds dezelfde leerlingen buitenstaanders?

Kan je op basis van observaties iets zeggen over de condities waaronder je gedeeld enthousiasme kan bevorderen? Je kunt een gefragmenteerde klas onderzoeken door afzonderlijke groepjes te bestuderen, en je te richten op de interacties per groepje, op de interacties tussen die groepjes, wat die interacties in dat groepje teweeg brengen, en hoe dat het lesproces beïnvloedt.

Dit zijn eerste gedachten over een project waarin we met leraren in de praktijk onderzoeken wat er (echt) in hun klassen gebeurt. Bij dit project werken we samen met dr. Rineke van Daalen, die dergelijk onderzoek in verschillende schooltypen met haar studenten heeft uitgevoerd. Zij schreef daarover o.a.:
Van Daalen, R. (2010). Het vmbo als stigma. Lessen, leerlingen en gestrande idealen. Augustus.